Jan Ploeger, Het verstandshuwelijk van fiets en trein: Kansrijke ketenmobiliteit sinds 1900 (TUE, 2024).
Back flap:
In de zoektocht naar een alternatief voor de auto
geldt steeds vaker de combinatie van de flexibele fiets
met het snelle treinvervoer tussen compacte 15-minuten
steden als kansrijke oplossing. Het Verstandshuwelijk
van fiets en trein beschrijft het ontstaan van informele
ketenmobiliteit vanuit het perspectief van fietsers.
Het laat zien hoe groot en vroeg de invloed was van
fietsersorganisaties op de ontwikkeling van goede
fietsenstallingen en verhuurfaciliteiten bij Nederlandse
stations. Ketenmobiliteit kwam al snel in beeld bij
stedenbouwkundigen vanwege het positieve effect van
spoorvervoer in combinatie met voetgangers en fietsers
als voeders van het systeem. De Nederlandse fietser
profiteert van het nationale ruimtelijke beleid dat zich
sinds 1958 consequent richtte op het compact houden
van verstedelijking. Een korte maar bijzondere rol
speelde de Nederlandse Spoorwegen. Zij onderzochten
de factoren die van belang waren voor de voeding van
het railsysteem met fietsers. De casus van Houten, een
voorstad van Utrecht, toont aan hoe zij deze theorie van
TOD (Transit Oriented Development) hebben omgezet
voor de ontwikkeling van een ideale fietsstad, verbonden
met goed openbaar vervoer. Het Verstandshuwelijk van
fiets en trein sluit af met de innovatie van de zwakste
schakel in de mobiliteitsketen: het natransport. De
nu veelgebruikte OV-fiets is een schoolvoorbeeld van
succesvolle innovatie als wisselwerking tussen sociale en
technische processen.